“Mijn trein rijdt naar Auschwitz” – Tomas Kraus, prominent lid Joodse gemeenschap Tsjechië, belicht leven en werk van vader Frantisek R. Kraus, Shoa-overlevende en schriftelijk getuige

Gepubliceerd op 23 september 2024 om 01:17

“Waarom ga je weg, Frantisek? Waarom laat je me hier alleen?” De laatste woorden van de moeder van Shoa-overlevende Frantisek R. Kraus voor zijn deportatie vanuit het getto Theresienstadt naar vernietigingskamp Auschwitz. “Een laatste kus en ik storm naar buiten… In de zijsteeg moet ik stoppen. Tranen vloeien over mijn wangen… Moeder, moeder, het laatste wat mij bleef, sterft een vreselijke dood, zonder mij…”

Dit fragment is ontleend aan het recent in het Duits verschenen boek “Gas, Gas, … und dann Feuer” van de Tsjechische journalist Frantisek Robert Kraus. Diens kampherinneringen verschenen al direct na de oorlog (1945) in het Tsjechisch. Het Duitse magazine Jungle World sprak met de zoon van Frantisek R. Kraus, Tomas Kraus, over het leven van zijn vader en de maatschappelijke positie van Joden in het naoorlogse, sinds 1948 communistische Tsjechoslowakije.

Waarom heeft het eigenlijk zo lang geduurd dat “Gas, Gas, ... und dann Feuer” ook in het Duits is vertaald en gepubliceerd, bijna tachtig jaar later? In eerste instantie hangt dat samen met de naoorlogse politieke ontwikkelingen, antwoordt Tomas Kraus. “Tot 1948 kon het boek in Tsjechoslowakije verschijnen. Het beleefde zelfs een derde druk. Nadat de communisten aan de macht gekomen zijn, was dat niet meer mogelijk. Als in deze tijd over de Tweede Wereldoorlog gesproken werd, moest dat altijd over het communistische verzet gaan. Dat was echter niet het thema van “Gas, Gas, … und dann Feuer”.”

In de jaren zestig van de vorige eeuw hoorde de auteur: “Dat is toch nu al twintig jaar geleden. Wat interesseert ons het verleden. Wij bouwen het socialisme op!” Bovendien, zo licht zoon Tomas toe, zou het in die communistische periode een groot risico zijn geweest voor zijn vader om met een (kapitalistische) West-Duitse uitgever contact op te nemen. Andere boeken van Frantisek Kraus mochten wel verschijnen in Tsjechoslowakije, zij het slechts in gecensureerde vorm. “Als problematisch gold bijvoorbeeld zijn houding tegenover het zionisme”, informeert de zoon.

Hoe die communistische censuur werkte bij een roman van Frantisek R. Kraus legt Tomas Kraus haarfijn uit. Het ging om een waar verhaal. Een vader en zoon overleefden beiden de Shoa, weten dat echter niet van elkaar, maar bij geval vinden ze elkaar weer en besluiten om naar de pas gestichte Joodse staat Israël te emigreren. Dat slot mocht absoluut niet van de censor. Publicatie was pas toegestaan toen de roman eindigde met het verdere verblijf van vader en zoon in het naoorlogse Tsjechoslowakije om daar samen aan de opbouw van het socialisme bij te dragen. Ook de oorspronkelijke titel kon niet door de beugel: van “Semarjahu zoekt God” werd “David zal leven” gemaakt.

Frantisek R. Kraus schreef al in de jaren twintig van de 20e eeuw antifascistische teksten. Hij beschouwde zichzelf als sociaaldemocraat, maar nooit als communist, verheldert Tomas Kraus. Zijn vader stond dicht bij de zogenoemde Praagse kring, beroemde schrijvers als Egon Erwin Kisch, Max Brod en later ook Franz Kafka. Frantisek Kraus was bovendien correspondent in verschillende landen en berichtte vanuit Praag ook voor buitenlandse kranten. Zoon Tomas: “Hij heeft de gebeurtenissen, die tot de Tweede Wereldoorlog hebben geleid, deels van heel nabij beleefd. Hij was een ervaren journalist. Wellicht was dat een reden dat hij direct in 1945 de geschiedenis van zijn overleving kon opschrijven.”

Dat schriftelijk vastleggen van het doorstaan van het getto Theresienstadt en drie concentrratiekampen (Auschwitz-Birkenau, Gleiwitz en Blechhammer) begon al toen Frantisek R. Kraus wist te vluchten tijdens een “dodenmars” en met hulp van Poolse partizanen uiteindelijk het al door het Rode Leger bevrijde Boedapest bereikte. Waarschijnlijk regelden bevriende collega-journalisten onderdak én een schrijfmachine voor hem.

Tomas Kraus: “Hij kon dus dadelijk beginnen met het opschrijven van zijn herinneringen aan Auschwitz en de andere concentratiekampen. De ervaringen waren nog vers en hij wilde getuigenis afleggen.” De zoon voegt daaraan de schrijnende situatie van het heden toe: “Zijn mantra na de oorlog was: Nooit weer! Dat heeft hij met andere overlevenden gedeeld. Maar waar staan we nu? Niemand heeft naar het “Nie wieder” geluisterd.”

De kampherinneringen van Frantisek R. Kraus in “Gas, Gas, … und dann Feuer” werden vooral door andere overlevenden en leden van de Joodse gemeente gelezen. Maar ook vele niet-Joodse Tsjechen toonden interesse. “Ik vermoed dat dit het eerste autobiografische verslag over de Holocaust überhaupt is geweest”, meent de zoon. “Je moet bedenken dat het twee jaar voor het beroemde boek van Primo Levi -“Is dat een mens”- verschenen is!”

Na 1945 hervatte Frantisek R. Kraus zijn journalistieke werkzaamheden weer met veel elan. Hij was betrokken bij de opbouw van het Tsjechoslowaakse persagentschap en de nationale radio-omroep. Kortom, hij bekleedde een belangrijke positie in het naoorlogse medialandschap.

Tot het begin van de jaren vijftig… Toen vonden in Sowjetsatellietstaat Tsjechoslowakije in navolging van Stalins Sowjet-Unie antisemitische showprocessen tegen in ongenade gevallen kameraden plaats. Bijna alle aangeklaagde prominente communistische partijfunctionarissen waren Joods. De slachtoffers in eigen ideologische kring heetten “zionisten” en “kosmopolieten”. Elf kameraden werden geëxecuteerd. Deze stalinistische “zuivering” trof ook niet-communist Frantisek R. Kraus.

 “Mijn vader werd van de ene op de andere dag ontslagen en uit zijn woning gezet”, herinnert Tomas zich. “De officiële reden luidde dat hij te oud voor de job was en nu jongere mensen uit de arbeidersklasse een kans verdienden. Voor hem was het echter heel duidelijk: hij werd ontslagen omdat hij Jood was. En dat slechts weinige jaren nadat hij Auschwitz had overleefd! Hij werd gedwongen met pensioen te gaan en heeft zich helemaal aan het schijven gewijd.”

Een belangrijke vraag die Jungle-redacteur Niklas Lämmel aan Tomas Kraus voorlegt, thematiseert Joods leven in het communistische tijdperk in Tsjechoslowakije, de jaren 1948-1989 dus, de periode van het zogenoemde “reële socialisme”.

Dat was sterk ingeperkt, repliceert Tomas Kraus. “Al het Joodse stond onder de verdenking op de een of andere manier met Israël verbonden te zijn. De jaren vijftig waren een catastrofe, de jaren zestig dan een beetje vrijer. De situatie veranderde weer na het einde van de Praagse Lente (1968, red.). Toentertijd verlieten 6000 tot 8000 Joden het land. Er bleef bijna niemand over.”

Over de bevrijding van het communistische juk in Tsjechoslowakije (herfst 1989) kende Tomas Kraus zijn geluk niet op. Die omwenteling kreeg de fraaie naam van “de fluwelen revolutie”. Een revolutie was het zeker, beaamt Tomas, hoewel het woord “revolutie” hem allerminst bekoort. Maar: “Alles wat ervoor verboden was, was nu mogelijk! Wij konden bijvoorbeeld als gemeente contacten met Israël opbouwen. Maar eerst hebben we de ruimtes van de Joodse gemeente in Praag doorzocht en alle afluisterapparatuur, die de staatsveiligheid had geïnstalleerd, verwijderd.”

In Tsjechië is de situatie voor de Joodse gemeenschap na de 7e oktober 2023 (terreuraanval Hamas op Israël) in vergelijking met andere landen rustiger gebleven, analyseert Tomas Kraus. Maar ook in zijn land namen antisemitische voorvallen in 2023 met 90 procent toe in vergelijking met 2022. “Het jaar 2024 wordt zeker nog erger”, voorziet Tomas Kraus. “Ik zeg altijd: antisemitisme is een virus – maar zoals een virus dat muteert. Niemand zegt meer dat de Joden Jezus gekruisigd zouden hebben. De antisemieten van vandaag spreken in plaats daarvan over Israël en Palestina. Maar de stereotypen blijven dezelfde.”

Nog even terug naar de kinderjaren van Tomas Kraus, nakomeling van twee Shoa-overlevenden. Zijn ouders hebben niet met hem over de Jodenvervolging gesproken. “Maar als kind vermoedde ik desondanks iets. Later heb ik een verzameling van anekdotes uit mijn kinderjaren gelezen. Mijn vader heeft die opgeschreven. Op een keer bouwde ik samen met mijn vrienden op het strand treinen van zand. Een van mijn vrienden zei: “Mijn trein rijdt naar Brünn”, een andere zei: “Mijn trein naar Praag” en ik zei: “Mijn trein rijdt naar Auschwitz”.”

Bron: “Er wollte Zeugnis ablegen” – Tomas Kraus, Verband jüdischer Gemeinden in Tschechien, im Gespräch über seinen Vater, den Auschwitz-Überlebenden Frantisek R. Kraus”, door Niklas Lämmel, Jungle World, #2024/37.

In hetzelfde nummer van Jungle World is het verslag van de deportatie van Frantisek R. Kraus uit het getto van Theresienstadt en zijn aankomst in het vernietigingskamp Auschwitz uit diens boek “Gas, Gas, … und dann Feuer” afgedrukt.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.