
“Van Parijs tot New York en zelfs in Moskou, waar ik opgegroeid ben, was toentertijd nauwelijks iemand bereid Joden werkelijk te doden. Vandaag de dag beschermt niemand ze meer.” Onder de titel “Sissen tegen Israël” peilt de auteur, publicist en draaiboekschrijver Boris Schumatsky de Jodenhaat van onze dagen in een gastbijdrage voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung (FAZ, 5 april 2025).
Schmumatsky zet zijn artikel in met een satanische scène uit maart 2020 in de Parijse metro. Twee Joden zijn onderweg. De dichter Paul Celan en zijn vriend Franz Wurm. In hun coupé brult een jongeman: “Joden in de oven!” Als ze uitstappen, ontwaart Wurm op een muur een graffiti: een davidsster met daarnaast = SS. Weer enkele minuten later posten ze brieven. De loketbeambte frankeert ze machinaal en werpt de brieven in de verzendbak. Ook het “aerogramm” naar Israël. Echter, voordat hij dat doet, verfrommelt hij juist dit poststuk zonder op te kijken. Op de terugweg horen Celan en Wurm een taxichauffeur over “die Joodse zwijnen” schimpen.
Ja, taxichauffeurs… “Ben je Jood, eh?”, vraagt de taxichauffeur die Boris Schumatsky samen met de lyricus Rainer René Mueller naar een lezing in het centrum van Berlijn rijdt. In zijn spiegel heeft hij de keppel op het hoofd van de dichter gezien. Deze scène dateert van twee jaar voor 7 oktober 2023. “Het ergste wat een Jood in deze wijken overkomen kan, zijn opdringerige vragen”, commentarieert Schumatsky.
De auteur verhaalt hoe droefheid zich destijds aftekende op Celans gezicht en hoe diens vuisten zich balden. Veel medepassagiers moesten zich het wangedrag van de Duitse bezetters hebben herinnerd. En dan springt Schumatsky over naar het heden, naar een luidruchtige groep met Palestijnse sjaals die de Berlijnse metro al balkend instapt. Alle reizigers kijken direct op hun telefoons. Geen afkeurende blik, behalve die van de publicist. “Allen hebben op de een of andere manier begrip. Geen begrip hebben de meesten -in Duitsland is dat twee derde van de respondenten- voor Israël in zijn oorlog tegen Hamas.”
“Hamas” rijmt in de Engelse, Duitse of Nederlandse taal met “gas”, vervolgt Schumatsky. De slogan op deze rijm hoort hij vandaag echter steeds minder. Daarentegen veel meer de inzet voor een Palestina zonder Joden, “van de rivier tot de zee”. En dan noteert hij een ronduit schokkende waarneming: “Men spreekt het woord “gas” niet uit, zegt niet meer “vergassen”, maar spitst de lippen en maakt een geruis als van gifgas, dat door sproeiers stroomt die boven hoofden hangen en aan douchekoppen herinneren.”
Het betoog van de publicist verplaatst zich weer naar de taxirit met lyricus Mueller. Als de chauffer vraagt naar diens Joodse komaf, is Schumatsky eerste impuls om uit te stappen. Mueller heeft per slot van rekening al genoeg over zijn keppel moeten aanhoren. Bijvoorbeeld van een politieagent. Die zei tegen hem: “U wekt openlijke ergernis op als u zo op straat gaat.” Medio jaren vijftig werd Mueller op een kleutercrèche in Heidelberg toegevoegd: “Jullie behoren allemaal vergast.” Tegen de taxichauffeur zegt de oudere dichter slechts: “Ja.” Hij krijgt ten antwoord: “Ik weet dat we Joden en Israëli’s niet met elkaar moeten vermengen, maar ik ben natuurlijk tegen Israël.”
Maar hoe zit het nu met die uitspraak van Schumatsky over “sissen” als alternatief voor het woordgebruik van “vergassen”? Daar geeft hij meteen ook uitsluitsel over. Volgens hem is het “sissen” in Holland ontstaan. En dat al tien jaar geleden, tegen de supporters van Ajax die als “Joden” worden bespot. Schumatsky verwijst ook naar de eerste Europese Jodenpogrom na decennia in Amsterdam in 2024. “Een later veroordeelde aanstichter heeft een foto van Anne Frank gepost en daarbij geschreven: “Lachgas is voor zwakkelingen, ik gebruik Zyklon B.” Intussen heeft het sissen zich tot naar Australië uitgebreid.”
En passant dient Mueller de anti-Israëlische taxichauffeur van repliek. Hij vertelt nog onlangs in Israël te zijn geweest en zich nog nooit zo veilig te hebben gevoeld als juist dáár. De taxichauffeur kijkt of hij water ziet branden, meldt Schumatzky.
Verzet bieden aan Jodenhaat heeft slechts zin als je die tegen woorden of daden kunt richten, stelt Schumatsky. “Echter, ik hoor slechts een gesis.” Hij ontvangt commentaar van lezers als deze: “Twee dingen hebben geen recht van bestaan, de nederzettingen van de kolonisten in Palestina en intellectuelen die solidair zijn met Israël.” Tussen de bedrijven door ziet de auteur op de muur van het huis van de buren: “Palestina bevrijden”. En niemand schrijft daarbij “van Hamas”, vult Schumatsky aan.
De publicist richt zijn pijlen ook op Masha Gessen. Die plaatste in een essay in de New Yorker Gaza op hetzelfde niveau als de opstand in het getto van Warschau. Luttele maanden na 7 oktober 2023. Het narratief van Gesha circuleerde breed. “Ik las daarin een zin over Joden die kinderen doden en de hele dure rode wijn die wij toentertijd op de datsja van Masha hadden gedronken, welde bijna weer op in mijn keel”, zo beschrijft Schumatsly zijn gemoedstoestand.
Zijn conclusie luidt: wie Joden niet mag, is nog geen antisemiet. “Belangrijk is niet wat Gessen voelt, maar wat Gessen schrijft. Antisemitisme is geen haat, maar hetze: woorden of daden die Joden vernietigen willen. Antisemitisme is een narratief. Het ligt in zijn natuur zich steeds opnieuw te formuleren, steeds nieuwe, levensvatbare mutaties te ontwikkelen. Geruchten over Joden, die christelijke kinderen voor hun rituelen laten doodbloeden, leven vandaag in antizionistische narratieven voort.”
Velen merken niet hoe die oeroude leugen over de rituele kindermoord door Joden in hun hoofd gesmokkeld wordt, analyseert Schumatsky, “tenslotte sterven in Gaza werkelijk kinderen”.
Ondertussen verneemt hij van mensen die hem nastaan en die beslist geen Jodenhaters mogen heten: “Wij, Duitsers, moeten de Israëli’s eenvoudig allemaal terugnemen. We moeten een Duitse deelstaat in het oosten aan de Joden geven.” Joden horen blijkbaar niet thuis in het Midden-Oosten, peinst Schumatsky. “Dit dogma van de Palestinacultus wordt door het publiek al onbewust aangenomen.” Hoe goed bedoeld ook, zo keert de oude vernietigingsfantasie terug, oordeelt hij.
En passant brult “dit nieuwe antisemitisme” niet meer aanhoudend “gas” of “oven”, maar kan deze Jodenhaat volstaan “zacht te sissen en de vingers te vouwen tot een driehoek”, ziet Schumatsky om zich heen gebeuren. “In sommige Britse basisscholen worden Joodse kinderen intussen met een sis begroet. Tegen Joodse studenten sist men “zionisten”.”
Schumatsky keert in zijn gastbijdrage terug naar de gezamenlijke taxirit met lyricus Mueller. Ze zijn op weg naar een plechtige plaatsing van Stolpersteine in de Grosse Hamburger Strasse in Berlijn. “Daar liggen zoveel Stolpersteine voor vermoorde Joden, dat het lijkt of ze toentertijd de straat leeg hebben gedeporteerd.” Eenmaal op de plaats van bestemming leest Mueller een stuk proza uit zijn kinderjaren: “Jaren, jaren: … ik zag onder de oksel van mijn vader het bloedgroepteken van de Waffen-SS.”
Dat was de stiefvader van Mueller, tekent Schmumatsly aan. Die had na de oorlog een Joodse vrouw getrouwd en de kleine jongen mishandeld. Tientallen jaren later deed Mueller een werkelijk schokkende ontdekking. Hij zag een archieffoto: een Jood voor een kuil vol lijken, het pistool aan zijn hoofd in de uitgestrekte arm van een Duitse soldaat, Muellers stiefvader…
Weer jaren later, al in deze eeuw, brullen Muellers buren uit het raam: “Daar gaat de Jood, de rat” of “In de bunker brandt nog licht”. Weer een ander dreigt de dichter neer te schieten als hij voorbij zijn balkon gaat. “Bij deze buur heeft de recherche een pistool gevonden”, geeft Schumatsky aan. “Ik heb niet de moed mij als Mueller herkenbaar te maken. Ik, die nog nooit met een keppel op onderweg was, krijg vandaag geeen directe bedreigingen. Hoogstens komt er eens een pakje met marsepein of pralines, dat ik naar Israël heb verzonden, opengescheurd terug, alle zoetigheden fijn gedrukt, oneetbaar Wellicht een toeval.”
Bij het afronden van de tekst voor zijn gastbijdrage aan de FAZ schrijft Rainer René Mueller aan Schumatsky: “Ik vermijd in elk geval na de 7e oktober elke niet noodzakelijke gang in de stad.” Zo vergaat het hem in het stille Heidelberg, eindigt Schumatsky, “en mij valt het in Berlijn lichter het sissen te verdragen, wanneer hij zijn keppel ondanks alles niet afneemt”.
Bron: gastbijdrage auteur/publicist/draaiboekschrijver Boris Schumatsky aan de Frankfurter Allgemeine Zeitung van zaterdag 5 april 2025 onder de titel “Zischen gegen Israel”.
Reactie plaatsen
Reacties