De zichtbaarheid van de Shoah (2)

Gepubliceerd op 12 januari 2025 om 21:54

“De transporten naar Treblinka reden in de regel ’s nachts, zodat ik de lichamen of de gewonden ’s morgens zag, wanneer ik aan het werk ging.” Zo herinnerde zich de spoorwegarbeider Stanislaw Oplotny, die januari 1943 in de omgeving van Tluszcz aan de slag was. De bestemmingen van de deportatietransporten van Joden lagen vooral in bezet Polen. In de vernietigingskampen kwamen niet alleen Joden uit West- en Zuid-Europa, maar ook de inheemse bevolking. “Wie dit noodlot wilde ontlopen, moest zich aan de deportaties onttrekken. Overlevenden berichten derhalve dikwijls over sprongen uit de deportatietreinen”, aldus historica Tatjana Tönsmeyer.

Een van hen was Sewek Okonowski. Hij stamde uit Warschau en sprong uit een goederenwagon om niet naar Treblinka te worden gebracht. Een lotgenoot, Estera Waldman, herinnert zich: “Enigen, die naar de vernietigingskampen gedeporteerd werden, poogden hun leven te redden door uit de snel rijdende treinen te springen. Er waren honderden van zulke durfals. Niet allen hadden geluk. Sommigen verloren hun leven onder de wielen van de trein, sommigen verloren hun ledematen, en zonder medische verzorging overleefden de gewonden niet. De nazi-escortes schoten op mensen die uit de treinen sprongen.”

Hoe gevaarlijk die sprongen uit rijdende treinen ook waren, voor sommige vervolgden was dat een optie om zelf te beslissen op welke wijze zij zouden sterven, duidt Tönsmeyer. “Echter, welke die motivatie ook was: langs de spoorrails naar de vernietigingskampen bleef het fenomeen ook voor de inheemse Poolse bevolking niet verborgen.” Een blijk van de zichtbaarheid van de Shoah. De deportatietreinen waren in bezet Polen bepaald geen geheim. En wie wilde ontkomen, die sprong. Maar was daarna wel, zoals bij andere vluchtpogingen om aan het moorden te komen, op hulp aangewezen.

Ontroerend is de geschiedenis van Roza Sendowska. Zij was ongeveer bij Kaluszyn, ten oosten van Warschau, uit de trein gesprongen en was zo ongelukkig terechtgekomen dat ze het bewustzijn verloor. “’s Morgens vond een boer me op de spoorbaan”, vertelt Roza. “Hij nam me mee naar zijn hut. Hij wist dat ik een Jodin was en zei mij dat hij me helaas niet bij zich kon houden, omdat de Duitsers razzia’s hielden. Echter, hij kon me naar een andere plek brengen. Ik had het adres van kennissen in Warschau bij me. Zij hielpen Joden. Ik gaf hem het adres; hij zette me op zijn wagen, bedekte me met hooi en reed me naar Warschau.”

Zulke edelmoedige, ja heldhaftige hulp was niet de regel, tekent Tönsmeyer direct aan. Zo berichtte Irena Bolbowska, die eveneens uit een deportatietrein sprong, dat de eerste Poolse boer die ze tegenkwam, haar slechts had aangekeken, “God zij met je” had gemurmeld en zich vervolgens uit de voeten had gemaakt. Op een boerderij kreeg ze daarna een kop koffie met de waarschuwing: “Je bent hier op slechts een halve kilometer afstand van het slachthuis Treblinka.” Opnieuw een historisch bewijs van de zichtbaarheid van de Shoah.

Tot meer dan kleine hulpdiensten zoals een bord soep of een stuk brood waren slechts weinig Polen bereid, constateert de Duitse onderzoeker. “Vaker verdreven zij de hulpzoekenden, die bij hen aanklopten, vervloekten, beschimpten, bedreigden ze en lieten hen door honden achternajagen.”

De zichtbaarheid van Shoah kwam op schrikwekkende wijze aan het licht langs de spoorbanen die naar de plaatsen van de massamoorden voerden. Daar vond de plaatselijke bevolking naast lijken en gewonden ook brieven die de ongelukkigen uit de deportatietreinen hadden geworpen, in de hoop dat zij hun geliefden zouden bereiken. Aanvankelijk verzamelden de inheemse vinders die veelal nog en brachten ze naar de post.

Het weten over de Shoah, over het lot van de gedeporteerde Joden beperkte zich evenwel niet tot het spoorpersoneel. Ten bewijze daarvan citeert Tatjana Tönsmeyer Samuel Willenberg, in 1923 in Częstochowa geboren. Toen ‘zijn’ deportatietrein bij een halte in Siedlce (op ongeveer 80 kilometer ten oosten van Warschau gelegen) stopte, hoorde hij wachtenden op het perron zeggen: “Joden, ze zullen zeep van jullie maken.”

Dit is de tweede aflevering van een serie over “de zichtbaarheid van de Shoa” op basis van het boek “Unter deutscher Besatzung – Europa 1939-1945” van de hand van prof. dr. Tatjana Tönsmeyer (Bergische Universität), München 2024.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.