Een krachtige academische stem tegen academische Joden- en Israëlhaat: professor Susanne Schröter

Gepubliceerd op 3 oktober 2024 om 00:40

Sinds oktober 2023 kwam het tot talrijke antisemitische voorvallen op Duitse universiteiten. Professoren verklaarden zich solidair met de antisemieten. Joods leven is niet meer veilig. Dat zal pas veranderen als de leiding van universiteiten alle rechtsmiddelen aanwenden om de haat te bestrijden en wanneer degenen die tot de vernietiging van de staat Israël en tot moord op Joden oproepen strafrechtelijk worden vervolgd. De stellingname van prof. dr. Susanne Schröter tijdens de conferentie “Nieuwe dimensies van Jodenhaat – De 7e oktober en zijn gevolgen” op 27 september 2024 in het Historisch Museum van de stad Frankfurt.

De islamspecialist en cultuurwetenschapper voegt daar meteen aan toe dat het even noodzakelijk is voor wetenschappers aan de universiteiten om zich eindelijk eens kritisch bezig te houden met de populaire postkoloniale theorie en haar antisemitische bestanddelen. Gelet op het antisemitisch geweld kan dat gewoon niet doorgaan.

Eerst bepaalt Schröter haar gehoor bij de feiten van het gruwelijke bloedbad dat commando’s van Hamas en Islamitische Jihad op 7 oktober 2023 aanrichtten na het overschrijden van de grens van Gaza naar Israël. Ze vervolgt met: “Het doel van de barbarij van 7 oktober was om Israël tot een oorlog te dwingen, berichtte Hamas-functionaris Khalil-al-Hayya aan de New York Times. De beginnende normalisering tussen meerdere Arabische staten en Israël moest met alle middelen verhinderd worden. (…) Om de moslimstaten en uiteindelijk ook de wereldgemeenschap tegen Israël op te zetten, had Hamas beelden nodig van verwoesting en leed van de burgerbevolking. De perfide strategie ging op.”

Deze strategie kon slagen omdat de vijandschap jegens de Joodse staat niet slechts voor veel moslimse actoren een grondhouding is en ondertussen voor de VN een ijzeren dogma betekent, maar ook omdat linkse kunstenaars en wetenschappers dit vijandbeeld ondersteunen en bestendigen, verklaart de hoogleraar. “De verzamelde elite van westerse wetenschappers was niet zuinig met veroordelingen van Israël en een fundamentele delegitimering van de Joodse staat.”

Schröter citeert Tania Martini (TAZ, 10 november 2023): van professionele denkers kan men verwachten dat ze het onderscheid tussen massamoord, pogrom, oorlog en genocide kennen. Doen ze echter niet. Of willen ze niet.”

Een doorn in het oog van deze verklaarde tegenstanders van de Joodse staat is de antisemitismedefinitie van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). Logisch, want deze definitie legt met praktische voorbeelden de vinger op de zere, antisemitische plek: Israëlhaat onder het voorwendsel kritiek op de Joodse staat te oefenen. De IHRA-definitie geeft trouwens zelf uitdrukkelijk aan dat kritiek op de Israëlische politiek vanzelfsprekend geen antisemitisme is.

Schröter benoemt en becommentarieeert aan de hand van de IHRA-definitie drie categorieën, waar “Israëlkritiek” omslaat in antisemitisme:

*demonisering van de Israëlische staat als terreurregime, apartheidsstaat of als genocidale staat;

commentaar: feit is dat de Israëlische staat, anders dan de Arabische nabuurstaten democratisch is en Israëlische Arabieren gelijke rechten bezitten als de Joden; in werkelijkheid heerst in Israël een levendig debat over de relatie met de Palestijnen en de tweestatenoplossing; feit is bovendien dat juist de bevolking van Zuid-Israël, die door Hamas werd afgeslacht, zich op bijzondere wijze ingezet had voor goede contacten met de Palestijnen uit Gaza, hen ook toegang tot Israëlische ziekenhuis verschafte of aan arbeidsplaatsen hielp;

*dubbele standaarden alleen voor Israël;

commentaar: voor Israël gelden andere maatstaven dan voor andere staten; in 2022 namen de VN 15 resoluties tegen Israël aan, zes tegen Rusland, één tegen Afghanistan, Noord-Korea, Myanmar, Syrië, Iran en de VS, maar geen tegen Soedan, China, Turkije, Cuba of Venezuela;

*delegitimering van de Israëlische staat;

commentaar: de leus “From the River tp the Sea” is een voorbeeld van de delegitimering van de Joodse staat, daarmee wordt immers een Palestijnse staat bedoeld van de Jordaan tot de Middellandse Zee; ook landkaarten, waarop Israël niet staat aangegeven, onderstrepen de intentie tot delegitimering van de staat Israël.

Professor Schröter roept daarna de vraag op, hoe het toch komt dat uitgerekend wetenschappers, die zich politiek links positioneren, op nauwelijks navolgbare wijze de Joodse staat demoniseren en delegitimeren. Een antwoord vindt zij in de verschuiving die plaatsvond in de marxistische theorie tijdens de jaren zeventig in de vorige eeuw: het nieuwe centrale slachtoffer van het globale kapitalistische systeem heette voortaan “de volkeren van de derde wereld” of in huidig jargon “het globale Zuiden”.

De arbeidersklasse had en heeft voor de “denkende kameraden” blijkbaar afgedaan. In de wetenschap past edeze verwisseling van slachtofferschap bij een corresponderende theorie, de zogenoemde postkoloniale theorie. Volgens deze ideologie is het Westen voor nagenoeg alle ellende op deze aarde verantwoordelijk en zijn, in Schröters samenvatting, “witte westerlingen ook na het einde van het kolonialisme in hun hart nog altijd racisten”.

De hoogleraar uit Frankfurt staat in haar betoog dan stil bij de rol van de wetenschapper Edward E. Said, van Palestijnse komaf. Hij legde in zijn publicaties het fundament voor de opvatting dat Israël tot het Westen moet worden gerekend en veroordeelde zijn bestaan als illegitiem. “Vandaag geldt de Joodse staat zelfs als een van de laatste bolwerken van het westerse kolonialisme”, onderstreept Schröter de doorwerking van Saids invloed.

Historisch gezien vonden revolutionair links in het Westen en tot revolutionair bestempelde Palestijnse terroristen elkaar logisch genoeg in woord én daad (bijvoorbeeld vliegtuigkapingen). “Denken wij alleen maar aan de terroristische allianties tussen de Rote Armee Fraktion en het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, PFLP”, illustreert Schröter.

Hoewel in menige linkse woongemeenschap posters hingen van de PFLP-terroriste Leila Khaled, was het in Duitsland moeilijker een antisemitische universiteitscultuur te vestigen dan in andere westerse landen. De herinnering aan de Holocaust is onlosmakelijk verbonden met het grondwettelijk karakter van de Bondsrepubliek, legt Schröter uit. Ten bewijze haalt ze de resolutie van de Bondsdag uit 2019 aan, waarin het Duitse parlement de BDS-campagne en de oproep tot boycot van Israëlische producten, ondernemingen, wetenschappers, kunstenaars en sporters veroordeelt.

Ook dienen, zo stipuleert dezelfde resolutie, geen organisaties financiële overheidssteun te ontvangen, die het bestaansrecht van Israël ter discussie stellen. “Deelstaten, steden en gemeentes worden opgeroepen zich bij dit standpunt aan te sluiten.”

In hetzelfde jaar publiceerde de “Hochschulenrektorenkonferenz” in Duitsland een identieke resolutie.  De IHRA-definitie van antisemitisme werd “uitdrukkelijk begroet” en zou bij voorkeur voor alle hogescholen gaan gelden. Letterlijk stelde de resolutie: “Joods leven op de campus mag niet bedreigd worden, Joodse onderzoekers, docenten en studenten moeten zich op alle hogescholen veilig voelen.”

Een jaar later al meldden leiders van prominente Duitse cultuur- en wetenschapsinstellingen met het Initiative GG 5.3. (de afkorting staat voor artikel 5.3. van de grondwet). Op basis daarvan  beweerden ze dat het besluit van de Bondsdag zich ferm te keren tegen de BDS-beweging de wetenschaps- en kunstvrijheid in gevaar zou brengen. Het land had juist behoefte aan controversiële debatten. Gemarginaliseerde stemmen zouden de ruimte moeten krijgen omwille van “culturele diversiteit” en “kritische perspectieven”. En dat allemaal onder de noemer van “de gemeenschappelijke strijd tegen antisemitisme, racisme, rechts-extremisme”.

Professor Schröter plaatst een sappige kanttekening bij deze mooie woorden: “Tot dusverre vielen de woordvoerders van de postkoloniale theorie alsmede de zelfbenoemde strijders tegen racisme niet op door een bijzondere bereidheid tot discussie, laat staan controverse debatten voor te staan. Derhalve viel aan te nemen dat slechts gevreesd werd bepaalde gemarginaliseerde stemmen niet meer te kunnen horen, wanneer die zich als antisemitisch ontpoppen zouden.”

Een schot in de roos van de hoogleraar. Het publieke tumult rond de Afrikaanse auteur Achille Mbembe in 2020 levert ampel bewijs. Deze steevaste aanklager van het Westen viel zo in de smaak dat hij een ware marathon aan prijsverleningen aflegde. Welke westerse instelling wilde deze gevierde kwelgeest uit het “globale Zuiden” niet eren?! Maar ja, in het jaar 2020 kwam opeens de schaduwkant van Mbembe fel in de schijnwerpers van de publiciteit te staan. De “filosoof” bleek al jaren “een demonische karikatuur van de Israëlische staat” in zijn werken te propageren, tekent Schröter aan. De Joodse staat zou volgens Mbembe de Palestijnen stap voor stap te willen uitroeien. Daarom was zijns inziens de tijd gekomen voor een wereldwijde isolering van Israël.

Die ontmaskering van Mbembe leidde tot een furieuze reactie van de woke cultuurscène. Ook 700 Afrikanen kwamen in het geweer. Kort en goed, het “extreemrechtse Duitsland”  met zijn diep gewortelde racisme kreeg in de Afrikaanse petitie, gericht aan de toenmalige Bondskanselier Merkel, de volle laag.

Schröter ontleedt dit verbale, ideologische slagveld haarscherp: “In de kern ging het debat over een relativering van de Holocaust ten gunste van talrijke koloniale misdaden. Als de vernietiging van de Joden door het nationaalsocialisme slechts een puzzlestuk in een grotere koloniale historie zou zijn, dan zou het lot van de Joden niet singulier zijn. Het zou ergens op een landkaart van Europese koloniale misdaden verdwijnen en zou niet kunnen worden aangevoerd om de stichting van een eigen staat te rechtvaardigen. Alleen zo zou het mogelijk zijn de stichting van Israël niet als de enige consequentie van een tot in het heden voortdurende bedreiging met vernietiging te begrijpen, maar als onrechtmatige vestiging op door Arabieren bewoond land. Precies voor Duitsers vervult deze verdraaiing van de historische omstandigheden een ontlastende functie. Men kan comfortabel van kant wisselen – van een positie als nakomeling van daders naar een positie van aanklacht tegen een vermeende koloniale staat. Exact voor postkoloniale Duitsers zou deze draai in de kern een moment van ultieme schoonwassing behelzen.”

De hoogleraar gaat nog een stap verder: “De verstrikking in de eigen geschiedenis zou voor eens en altijd zijn afgeschud als de Joodse slachtoffers van de eigen groot- en overgrootouders vandaag niet beter bleken dan die. Wanneer Israël een apartheidsstaat heeft opgericht, wanneer zijn leger een genocide pleegt op het Palestijnse volk, dan relativeert dat ook het besef van de Holocaust. Juist voor jonge Duitsers, die graag aan de kant van de goeden willen staan, werken zulke thesen enorm ontlastend. De leus “Bevrijd Palestina van de Duitse schuld”, die slechts luttele dagen na het bloedbad door studenten in Berlijn gescandeerd werd, geeft aan waarheen de reis zou gaan.”

Die reis eindigde in een ware dambreuk, constateert Schröter. Aanvallen op Joden konden worden gerechtvaardigd. Deze taboebreuk veroorzaakte een golf van Jodenhaat in Duitsland. Talrijke antisemitische voorvallen vonden plaats op Duitse universiteiten. Hoe dit demonische tij te keren? Als academica wijst Schröter met de vinger naar binnen, naar de universitaire wereld. Dáár moet orde op zaken -academische vrijheid én veiligheid voor alle docenten en studenten- worden gesteld. Dus: universitaire besturen benut alle juridische mogelijkheden tegen Jodenhaat. Dus wetenschappelijk personeel: maak eindelijk eens werk van een kritische benadering van de postkoloniale theorie en haar antisemitische bestanddelen.

Ook de Nederlandse academische wereld heeft dringend behoefte aan zulke heldere stemmen tegen Jodenhaat en voor academische vrijheid als die van academica Susanne Schröter!

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.