Bescherming van Joods leven in Duitsland op de agenda in Berlijn: open brief Joodse docenten hogescholen verwelkomt ontwerpresolutie - Een spiegel voor Nederland!

Gepubliceerd op 5 september 2024 om 16:31

Het Netwerk van Joodse docenten aan hogescholen in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland verwelkomt in een open brief “nadrukkelijk en principieel” de ontwerpresolutie ter bescherming van Joods leven in Duitsland van meerdere politieke partijen die ter goedkeuring voorligt aan de Bondsdag.

Het netwerk (rond 150 leden) tekent aan dat er meer nodig is dan solidariteitsbetuigingen zonder consequenties. Daarmee willen de zeven ondertekenaars namens het netwerk hun instemming onderstrepen dat de indieners van de ontwerpresolutie aan twee kardinale uitgangspunten wensen vast te houden: het besluit van de Bondsdag tegen BDS en het vasthouden aan de IHRA-definitie voor antisemitisme.

Van belang acht het netwerk het evenzeer dat de ontwerpresolutie een gemeenschappelijke landelijke verklaring van 13 maart 2024 ondersteunt. In deze verklaring wordt klip en klaar gesteld dat juridisch precies moet worden vastgelegd dat geen openbare middelen naar projecten en plannen mogen vloeien, die “antisemitische, racistische of andere “menschenverachtende doelen” beogen.

In de open brief herinnert het netwerk aan de reden voor zijn ontstaan: in reactie op het massief gestegen antisemitisme sinds 7 oktober, in het bijzonder op academisch terrein. Op grond van eigen waarnemingen, de ervaringsberichten van studenten en een enquête onder de leden, onderstreept het netwerk “de noodzaak en urgentie van maatregelen ter bescherming van Joods leven op de campus”. Hiertoe behoren in het bijzonder duidelijke politieke signalen zoals heldere richtlijnen die het onderkennen van en de omgang met antisemitisme vergemakkelijken.

Niet voor niets staat de open brief langer stil bij de internationaal breed gedragen IHRA-definitie voor antisemitisme. Deze definitie benoemt met diverse concrete voorbeelden in alle eerlijkheid de eigentijdse Jodenhaat die zich fel op de Joodse staat Israël concentreert. Daar zijn de ‘Israëlcritici’ ofwel de Israëlbashers begrijpelijk genoeg allesbehalve van gecharmeerd. Vandaar zulke tegendefinities als de “Jeruzalem Verklaring” (zie voor een goede analyse de Jüdische Allgemeine). Het netwerk daarentegen beschouwt de IHRA-definitie als “fundament voor de herkenning van Jodenhaat” en daarmee als “belangrijk instrument” voor de bestrijding van antisemitisme. Deze definitie biedt “een betrouwbare oriëntering voor de analyse van antisemitische voorvallen”.

Antisemitisme duikt veelal in allerlei camouflages op. En passant is het een fenomeen dat democratie en samenleving in hoge mate aantast. Vandaar de onmisbaarheid van een instrument om Jodenhaat effectief te kunnen bestrijden, beklemtoont de open brief. “De differentiatie van het antisemitismebegrip in de werkdefinitie van IHRA maakt pas -in het bijzonder ten aanzien van het vraagstuk van de omgang met Israël en antisemitisme- een adequate omgang in de zin van een effectieve bestrijding van antisemitisme mogelijk. De werkdefinitie is een bijzonder hulpmiddel, juist omdat zij een onderscheid maakt tussen een debat over en kritiek op de Israëlische politiek én antisemitisme.”

Een volgend aandachtspunt van het Joodse academische netwerk betreft de gelijke behandeling van slachtoffers van antisemitisme. Exact vanwege de huidige situatie dienen de laatsten op dezelfde serieuze wijze te worden opgevangen als de slachtoffers van geweld tegen en discriminatie van vrouwen en andere maatschappelijke groepen zoals LGBTQ+.

De open brief snijdt eveneens de oproepen tot academische boycot van Joodse en Israëlische wetenschappers aan, inclusief van die academici (!) die zich met Joodse en Israëlische collega’s solidair tonen. Dat loopt van stopzetting van samenwerkingspojecten, academische chicanes tot afzeggingen van bijeenkomsten.

 “Incidenten en strafbare feiten tegen personen en eigendom van de hogeschool vormen een uitdrukking van antisemitisme contra Israël”, geeft de open brief kort aan. “Deze specifieke vorm van antisemitisme moet als zodanig benoemd en geproblematiseerd worden, ook omdat zij thans voor de individuele docent aan hogescholen de ernstigste en meest voorkomende uiting van antisemitisme voorstelt. Dit tonen de resultaten van onderzoek evenals de jongste ervaringen van Joodse en Israëlische wetenschappers aan.” Zij “worden in hun academisch leven van alledag en binnen hun beroepsverenigingen in toenemende mate onder druk gezet en gemarginaliseerd”.

De ondertekenaars van de open brief distantiëren zich beslist van bagatelliserende beweringen dat het allemaal wel meevalt met het antisemitisme. Dat vormt immers “een vast bestanddeel van het publieke debat”. Hogescholen bieden een belangrijke plaats voor een gedachtewisseling op democratische en academische wijze, “en ook voor protest”. Des te krachtiger moeten deze “ruimtes” ook daar verdedigd worden, “waar zij onder de dekmantel van vrij onderwijs en vrije meningsuiting worden misbruikt voor de verbreiding van antisemitische hetze en daarmee als academische ruimtes verdwijnen”, appelleert het Joodse netwerk.

De laatste alinea van de open brief stipuleert dat juist ter waarborging van een plurale en respectvolle discours er behoefte is aan “een duidelijke regulering van antisemitische en antidemocratische posities”. Want “een weerbare democratie moet antisemitisme en elke andere vorm van vijandigheid jegens de democratie vastberaden met alle middelen van de rechtsstaat -van preventie en vorming tot op repressieve maatregelen als handhaving van de openbare orde en toepassing van het strafrecht- aanpakken”.

De open brief is het lezen meer dan waard. Sterker nog: een spiegel voor de gehele Nederlandse academische wereld. En wat de voorliggende ontwerpresolutie in de Bondsdag over de bescherming van Joods leven in Duitsland betreft, die zou evenzeer geboden zijn in de Nederlandse politiek!

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.