Feuilleton: De Holocaust én Hamas, een historische draad naar de pogrom van 7 oktober (II)

Gepubliceerd op 7 augustus 2024 om 09:00

Het is de schuld van de Israëlische politiek. Tot die monocausale duiding van de terreuroperatie van Hamas tegen weerloze burgers van de Joodse staat komt Omer Bartov, Amerikaans Holocaustexpert, in de Duitse pers. De “onderdrukking van miljoenen Palestijnen” zou “tot geweld, woede en wraaklust” hebben geleid. Hamas poogde zo “op de noodsituatie van de Palestijnen” opmerkzaam te maken. Deze interpretatie van de pogrom van 7 oktober gaat aan de werkelijkheid voorbij, (ver)oordeelt politiek wetenschapper/historicus Matthias Küntzel in zijn essay “Verleugnete Kontinuität” (Verloochende continuïteit) in cultuurmagazine Perlentaucher. Een samenvatting van Küntzels betoog met citaten.

Ten eerste miskent Bartov het optreden van Hamas en daarmee ook haar motief. De 7e oktober was geen spontane wraak- en woedeactie, maar een strategische slag die maandenlang uiterst precies is voorbereid. De leiders van Hamas geven openlijk toe dat hun optreden de “noodsituatie van de Palestijnen” geenszins zou verlichten. Küntzel: “Ze profiteren juist in tegendeel van de catastrofe in de Gazastrook, omdat ze Israël des te effectiever aan de kaak kunnen stellen en het eigenlijke doel -de vernietiging van Israël en de Joden- des te beter kunnen vervolgen.”

Ten tweede was het bloedbad geen antwoord op provocaties van Israël. Het land had zich in de maanden en jaren ervoor ingespannen om de situatie in de Gazastrook te stabiliseren en de levensstandaard te verhogen. Daarom duldden Israëlische regeringen de jaren door dat geld uit Qatar naar Hamas stroomde, daarom stonden zij ook toe dat tienduizenden Gazanen hun geld in Israël verdienden. De daarmee verbonden hoop op stabiliteit bleek evenwel een illusie te zijn. Küntzel: “Op 7 oktober volgde de wrede kwitantie.”

Ten derde kan de religieus gefundeerde Jodenhaat van Hamas ook daarom geen reactie op Israëls politiek zijn, omdat hij door de voorlopers van Hamas al in de jaren dertig van de twintigste eeuw is geformuleerd en verder ontwikkeld. Küntzel: “Het gaat om een door het nationaalsocialisme bevorderde haat, die aan de stichting van Israël voorafging en die steeds veeleer oorzaak van geweld dan een reactie daarop was. Deze haat richt zich tegen alle Joden, ongeacht hoezeer zij zich voor een goede verstandhouding engageren, wat bij velen van de op 7 oktober afgeslachten het geval was. En die haat richt zich tegen alles, wat Israël ook maar doet.”

Ten vierde is het wetenschappelijk onderzoek het eens dat antisemitisme een hersenschim is. Het heeft niets met reëel bestaande Jodinnen en Joden te doen of met kritiek op hun activiteiten. Küntzel: “Bartov negeert dit feit, wanneer hij in een interview met de Duitse pers verklaart dat Israël de terreur van Hamas op 7 oktober veroorzaakt heeft. Hij vergeet dat het antisemitisme onze alledaagse logica van oorzaak en gevolg weerspreekt. Zoals er voor de moord van de zes miljoen geen plausibele oorzaak was, was dat ook zo voor de pogroms, die op beschuldigingen van rituele moord volgden of voor de massamoord van 7 oktober, die kende evenmin een plausibele reden: hier waren en zijn pure haat en de boosaardigste van alle ideologieën aan het werk.”

Voor historicus Omer Bartov zijn alle historische interpretaties die een lijn trekken van de Holocaust naar Hamas “misleidend” en “ideologisch gedreven”. Samen met vijftien collega’s publiceerde hij een “Open brief over het misbruik van de herinnering aan de Holocaust” (The New York Review of Books, 20 november 2023). De ondertekenaars wijzen bij het doorgronden van de oorzaken van de pogrom van Hamas elke connectie met de Holocaust van de hand. Dat zou “ons begrip van het antisemitisme dat Joden vandaag treft, verduisteren” en “op gevaarlijke wijze de oorzaken van het geweld in Israël-Palestina verkeerd voorstellen”.

Commentaar van Küntzel: “Deze kernuitspraak van de open brief is in meerdere opzichten opmerkelijk. Enerzijds veronderstelt zij dat het antisemitisme, waarmee Joden “vandaag” te kampen hebben, met de Jodenhaat, die uitmondde in de Holocaust, weinig tot niets te maken heeft. Dit is fout. De ideologische, historische en semantische relaties die het antisemitisme van Hamas met dat van de nazi’s verbinden alsmede de wetenschappelijke literatuur, die deze samenhang bewijst, kan ondertussen alleen nog over het hoofd worden gezien door hen die dat overal willen.”

Küntzel keert zich tegen dit “dogma van de discontinuït”, tegen de these dat er tussen Hitlers haat tegen de Joden en de islamistische haat tegen Israël geen enkele samenhang bestaat. “Dergelijke verkeerde inschattingen droegen en dragen er in aanzienlijke mate toe bij dat de radicale Jodenhaat van de Moslimbroederschap en van Hamas licht worden opgenomen en de catastrofe van 7 oktober mogelijk werd gemaakt.”

De open brief van Bartov en gelijkgezinden plaatst Küntzel naar eigen zeggen voor bijzonder vreemde vragen. Als hij zijn kennis over de Holocaust met de pogrom van 7 oktober in verbinding brengt, is dat een “gevaar”? En om welk “gevaar” gaat het dan precies? De context van de open brief geeft uitkomst. Daarin heet de massamoord van Hamas “de huidige crisis” en beschuldigen de ondertekenaars alleen Israël van “barbarij”, wiens 75-jarige geschiedenis verantwoordelijk is voor de “geweldsspiraal”. De briefschrijvers meldden enkele weken na het bloedbad van Hamas ook dat “er geen militaire oplossing is in Israël-Palestina”. Toevoeging van Küntzel: “zonder te zeggen hoe de moordlust van Hamas niet-militair beëindigd had kunnen worden”.

Op 8 december 2023 verscheen een tegenverklaring op de open brief van 33 wetenschappers. Eveneens in The New York Review of Books. De ondertekenaars wezen de beschuldiging van misbruik van de Holocaust resoluut van de hand. Tussen haakjes: onder hen bevond zich ook Matthias Küntzel, naast tal van gereputeerde antisemitisme- en Holocaustonderzoekers. Zij allen duiden de gebeurtenissen van 7 oktober als “de grootste massamoord op Joden sinds de Holocaust” en benadrukken dat er ideologisch “een verbinding tussen de nazi’s en Hamas” bestaat.

De ondertekenaars van de “tegenbrief” thematiseren verder “de uitgesproken vorm van de islamistische Jodenhaat, die in de jaren dertig met de Moslimbroederschap opkwam” en beklemtonen dat “dit mengsel van islamistische en Europese Jodenhaat weliswaar niet door de hele Arabisch-moslimse wereld wordt gedeeld, maar nochtans ten aanzien van de existentie van een Joodse staat een schaduw op het Nabije Oosten geworpen heeft”. Bartov en zijn medestanders zouden er, aldus de tegenverklaring, goed aan doen de verbindingen tussen verleden en heden bij de Hamas-dictatuur zonder vooroordelen nader te bekijken. Een patstelling tussen de ondertekenaars van beide brieven volgde.

Slotsom van Matthias Küntzel: “Wanneer Bartov en diens ondertekenaars alle associaties met de Shoah fel afwijzen, vluchten zij voor de werkelijkheid: sinds de 7e oktober laat de geschiedenis van de Holocaust zich niet langer scheiden van het heden. De maanden na de massamoord hebben het falen van de huidige westerse Holocaust-educatie kenbaar gemaakt. Die wilde van de nawerkingen van de nazi-ideologie nooit iets weten. Daaraan moet een einde komen. Wil men de nieuwe uitdaging aan kunnen, dan moet elke toekomstige herdenking van de Shoah een anti-antisemitisme-herdenking zijn, die de genocidale Jodenhaat, die na Auschwitz en in het Midden-Oosten voortleeft, niet langer tot een taboe maakt.”

De strijd tegen het antisemitisme moet tegelijkertijd verbonden zijn met “Holocaust-bewustzijn”, waarbij het niet alleen gaat om de uniciteit van de misdaad, maar ook om de uniciteit van de haat, die dit mogelijk maakte. Küntzel: “De eigenlijke protagonisten (hoofdrolspelers) van deze haat zitten vandaag de dag echter in Teheran. Voor hen was het bloedbad slechts een voorsmaak van wat nog komen moet.”

Het laatste deel van een tweeluik over het essay van Matthias Küntzel in Kulturmagazin Perlentaucher (5 augustus 2024), “Verleugnete Kontinuität”.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.