Op zoek naar dé wortel van Jodenhaat: ergernis jegens Israëls God

Gepubliceerd op 9 juli 2024 om 09:10

“De ‘jaloezietheorie’ en andere verklaringsmodellen bieden slechts gebrekkige verklaringen voor antisemitisme. Mogelijk ligt de oorzaak dieper: de wens van vernietiging van de Joden hangt samen met de wens om de God van de Bijbel uit te wissen, Die de Joden tot uitverkoren volk heeft gemaakt.”

Deze intro stond 3 juli in de Neue Zürcher Zeitung (NZZ) boven een bijdrage van auteur en communicatiespecialist Giuseppe Gracia. De krant gaf het artikel de titel mee van “Antisemitismus existiert seit der Antike. Was ist die Wurzel des Judenhasses?” (Antisemitisme bestaat sinds de klassieke oudheid. Wat is de wortel van de Jodenhaat?).

In de geschiedenis van de mensheid vormden de Joden immer een minderheid onder de volken, stelt Gracia vast. “Een dwerg in de schaduw van voorbijgaande wereldrijken en grootmachten.” Nog nooit veroverden de Joden een wereldrijk zoals de Perzen, de Grieken en Romeinen, zoals de Mongolen en de Britten. “Ook in vergelijking met de huidige macht van de VS, de Chinese of Arabische wereld hoeft niemand ter wereld te vrezen door de Joden overlopen of veroverd te worden. Toch is er geen volk dat door de eeuwen heen zo gehaat werd. Dwars door de tijden wensen miljoenen antisemieten telkens weer de vernietiging van de Joden.”

Jodenhaat heeft blijkbaar geen Romeins rijk, geen christelijk fanatisme, geen islamitische terreur en ook geen linkse of rechtse ideologie nodig om de eeuwen te overleven, concludeert de auteur. Antisemitisme overspant zowel tijds- als politiek-religieuze grenzen.

Precies dit feit wordt regelmatig over het hoofd gezien, benadrukt Gracia. Dat komt ook weer naar voren in de huidige discussies over Israël en Palestina. Het narratief van een territoriaal conflict domineert, alsof door een nieuwe gebiedsindeling het geschil opgelost zou zijn. Een oppervlakkige lezing, kritiseert Gracia, “zonder gevoel voor de wortel van het probleem”. Los van Israël woedt de islamistische Jodenhaat namelijk sinds eeuwen, argumenteert hij. En ook al zou het hele Nabije Oosten aan de Arabieren toebehoren, dan zou het antisemitisme blijven bestaan. “Het is een haat met het duidelijk uitgesproken doel alle Joden wereldwijd uit te delgen.”

Terwijl Gracia ook de “jaloezietheorie” (afgunst jegens Joodse prestaties/successen) ontoereikend acht voor een verklaring van persistent antisemitisme, komt hij bij “de fundamentele verhouding van antisemieten tot God” uit als diepere oorzaak voor deze specifieke haat jegens één volk, het Joodse volk. Exact dat volk had de God van de Bijbel uitverkoren en het de Tien Geboden toevertrouwd, “die tot de grondslagen van het christendom en de westerse beschaving behoren”.

Voor deze theologische verklaring voor het historische én hedendaagse antisemitisme citeert Gracia paus Benedictus XVI, die in 2010 ter gelegenheid van de 65e gedenkdag van de bevrijding van Auschwitz de woorden sprak: “Ten diepste wilde men met de vernietiging van Israël, met het uitdelgen van dit volk de God doden, Die Abraham geroepen had, Die op de Sinaï gesproken had en daar het blijvend geldige gewicht van het menszijn heeft vastgesteld. (…) Wanneer dit volk eenvoudig door zijn aanwezigheid getuigenis van de God is, Die tot de mens gesproken heeft en hem verantwoordelijk houdt, dan dient deze God eindelijk dood te zijn en de heerschappij alleen nog aan de mens toe te komen.”

Het is evident: Gracia valt de paus bij in zijn zoektocht naar dé wortel van Jodenhaat. De mens koestert immers sinds Adam en Eva de wens geen schepsel, maar zelf schepper te zijn. “Nu kan men het Jodendom als getuigenis tegen deze wens opvatten. Als teken daarvoor dat God de regels van het leven instelt en dat de Joden als priesterdom onder de volken, zoals de Bijbel zegt, in het bijzonder geroepen zijn de wereld aan deze regels te herinneren.”

Een ergernis voor alle andere religies, aldus Gracia, evenzo voor atheïstische groepen en technologie-gelovigen. “Een ergernis voor allen die zelf op de directiestoel van het bestaan willen zitten. Door het Jodendom te vernietigen, wil men deze ergernis opruimen. Men wil vergeten dat geen mens over zijn geboorte, over het geschenk van liefde en vrijheid, over zijn biologisch geslacht of over de laatste zin van het leven beschikt. En men wil vergeten dat het Jodendom, samen met het christendom, de ziel van de vrije wereld is.”

Vadermoord

In die zin houdt het antisemitisme “in termen van beschaving de wens van een vadermoord” in, formuleert Giuseppe Gracia haarscherp. “De haat tegen Joden wordt haat tegen het Westen. Het Westen moet verdwijnen. (…) Op het eind staan niet vrienden en vijanden van het Jodendom tegenover elkaar, maar vrienden en vijanden van de vrijheid. Vrienden en vijanden van een wijsheid, die eraan herinnert dat God geen bedenking van mensen is, maar de mens een bedenking van God.”

De strijd tegen antisemitisme is uiteindelijk een strijd tegen de zelfvernietigende illusie van zelfverlossing, maant Gracia. Wie die strijd aanbindt, komt op voor een beschaving “die weet heeft van de grenzen van de mens en juist daarom in staat is de waardigheid van het individu te beschermen en te garanderen”.

Kamp Amersfoort

Wie ook diep nadacht over de religieuze wortel van Jodenhaat, was tijdens de Duitse bezetting van Nederland de predikant H.L. Lieve. Dat deed deze dominee bovendien heel existentieel. Als onderduikgever van een Joodse Nederlander zat hij gevangen in het Holocaustkamp Amersfoort (zie voor deze specifieke benaming de studie “Het vergeten verhaal van de Joodse gevangenen van Kamp Amersfoort” van de hand van Sjoa-onderzoeker dr. Amanda Kluveld). Als zogeheten “Jodenbegunstiger” ondervond ds. Lieve aan den lijve wat het betekende solidair te zijn met de “melaatsen” van het kamp, Joodse medegevangenen. Hij werd ingedeeld bij het bijkans dodelijke Jodencommando van dwangarbeid.

Historica Kluveld beschrijft in haar genoemde boek hoe Lieve langzaam in de greep raakt van de duivel van het antisemitisme. “Op enig moment verzuchtte hij dat hij soms een gevoel van afkeer voelde jegens deze mensen. Hij moest tussen die vervelende Joden lopen, terwijl de andere gevangenen van zijn Stube al hun pap zaten te eten.”

In zijn in 1946 verschenen herinneringen “Predikant achter prikkeldraad” legt dominee Lieve zijn toenmalige gemoedstoestand geheel bloot: “Het is de duivel van het Antisemitisme, die spookt en stookt in mijn gedachten. ‘k Besef het pas, wanneer de ergernis me al te pakken heeft en het kost me de grootste moeite om er tegen te vechten en hem te overwinnen. Ik bid om kracht, want ik ben doodmoe en word hoe langer hoe slapper, maar ook om solidariteit met dit volk om vlak naast hen te staan. Ik mag mij niet boven hen verheffen, al zijn zij anders, ik ben niet beter dan zij. Van die vervloekte propaganda mag ik geen slachtoffer worden.”

Bij deze passage merkt dr. Kluveld op: “Naar zijn herinnering weet hij het te overwinnen, maar niet zonder vast te stellen dat ongemerkt wij meer door antisemitisme zijn vergiftigd in ons denken en spreken dan wij zelf vermoeden. Die Jodenvervolging, denkt menigeen, is schandalig, maar het waren ook geen besten.”

Als predikant kon Lieve zich opeens levendig voorstellen, aldus Kluveld, hoe de Israëlieten op hun tocht naar Kanaän onophoudelijk tegen God en tegen hun leidsman Mozes murmureerden. Ze waren niet eensgezind. Ze hielpen elkaar niet. “Lieve gaf toe”, zo noteert Kluveld, “dat hij soms een verachtelijke houding tegenover hen aannam alsof ze van een lager allooi en een minder ras waren. Dan corrigeerde hij zichzelf weer.” Tegelijkertijd besefte de dominee dat exact de Joodse gevangenen in Kamp Amersfoort het vreselijk zwaarder hadden dan hun niet-Joodse lotgenoten. Hun gezin was weg. Hun zaak hadden ze verloren. Hun vermogen was hen afgenomen.

Hoe deze weerzinwekkende Jodenhaat te duiden? Dominee Lieve deed dat in een kamp dat doordrenkt was van antisemitisme, waar nieuwe gevangenen bij aankomst meteen te horen kregen: “In drei Monaten seid ihr Antisemit!”  Tot welk inzicht in de natuur van de Jodenhaat kwam hij? “Als een echte dominee geeft hij een verklaring voor het antisemitisme”, analyseert onderzoeker Kluveld. Zij vervolgt: “De achtergrond van de rassenwaan in Duitsland en van onze verachting voor Israël is in de grond van de zaak de ergernis jegens God. Het is de afschuw over een God die zulke lieden als Zijn volk aanneemt. Hij heeft immers dit volk uitverkoren, legde Lieve uit. Uit dit volk werd de Christus geboren. In diepste wezen is een theoretisch of praktisch antisemitisme de uitdrukking van de weerstand tegen het Evangelie. Dit, zo stelde Lieve, is de kern van de Jodenvervolging. Wie eraan meedoet of zich door het antisemitisme heeft laten bezoedelen, is geen christen.”

Ergernis jegens God, dodelijke ergernis jegens het volk dat Hij als Zijn volk aanneemt: ziehier dé wortel van Jodenhaat volgens Giuseppe Gracia en ds. Lieve. Van deze diepe religieuze dimensie van antisemitisme zou het geseculariseerde Westen zich serieus rekenschap moeten geven.

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.