Islamitisch antisemitisme – een alarmerende ontwikkeling (3)

Gepubliceerd op 22 februari 2025 om 12:07

Joden heetten, zoals ook andere niet-moslims, onder islamitisch bestuur dhimmi’s. Een eufemistisch begrip, dat “beschermden” betekende, maar door de eeuwen heen resulteerde in een ondergeschikte maatschappelijke positie. Paria’s, mensen van de tweede klasse, oordeelt islamexpert Nina Scholz kort en bondig.

Deze inferieure sociale status gold vooral de Joden en christenen, de zogenoemde “Mensen van het Boek”. Voor de uitoefening van hun religie moesten zij wel een hoofdgeld (djizja) betalen. En zich vooral onderdanig gedragen. Conform het voorschrift uit de Koran. Allemaal bijvoorbeeld terug te vinden op de website van de Centrale Raad van Moslims in Duitsland.

In de praktijk kwam de status van dhimmi neer op een hele reeks van publieke vernederingen voor Joden en christenen. Zij dienden op straat als eersten te groeten, voor passerende moslims opzij te gaan. Paardrijden was er voor de “Mensen van het Boek” niet bij. Een ezel volstond voor hen. Ook hun huizen moesten lager zijn dan die van moslimburen. De doorvoering van zulke religieus gemotiveerde voorschriften varieerde altijd ook naar de geloofsijver van toenmalige moslimheersers.

Zo’n ijveraar was kalief Abd al Munin. Hij “bood” de Joden in Tunis in 1159 de islam aan. Dit “aanbod” luidde: wie moslim werd, bleef ongedeerd, wie dat weigerde, vond de dood. Zo meldt de islamitische historicus Ibn al-Athir (1160-1233).

Als “beschermden” kwamen Joden niet in aanmerking voor machtsposities onder moslimgezag. Wie dat wel ambieerde, moest moslim worden. Schending van dit verbod kon fatale gevolgen hebben. In het koninkrijk Granada wist de Jood Shmuel ha-Nagid op te klimmen tot grootvizier (de tweede man in het rijk). Dankzij zijn vriendschap met de islamitische heerser. Maar onder zijn zoon ging het mis. De situatie escaleerde. Op 30 december 1066 bestormde een fanatieke meute van moslims het paleis van de Joodse grootvizier. De laatste vond de dood door kruisiging. In aansluiting raasde de moslimmenigte door de Joodse wijk van de stad en vermoordde bijna 4000 mensen, bijna de gehele Joodse gemeenschap van Granada. “Het is de oudste bekend geworden pogrom op Europese bodem”, registreert Scholz. Op Noord-Afrikaans territoir vielen overigens al in 1033 6000 Joden ten slachtoffer aan een pogrom.

In Granada ging het 24 jaar later weer vreselijk mis. Opnieuw woedde een pogrom in 1090 onder de nauwelijks weer aangegroeide Joodse gemeente. Pogroms teisterden Joden onder islamitische heerschappij vanaf de middeleeuwen tot in de jongere geschiedenis, constateert wetenschapper Scholz.

Zij noemt als voorbeeld de beschrijving van de situatie van Joden in Perzië rond het midden van de 19e eeuw door de ontdekkingsreiziger Josef Israel Benjamin (1818-1864). Wanneer het regende mochten de Perzische Joden zich niet buitenshuis begeven. In religieuze zin golden zij voor de moslims als “onrein”, hun “vuil” kon door de regen worden afgewassen en zo moslims letterlijk aanraken en “verontreinigen”.

Afschaffing van de discriminerende regels voor dhimmi’s onder het Ottomaanse rijk gebeurde pas op het eind van de 19e eeuw, door externe druk. Het Turkse gezag was toentertijd economisch en militair op de hulp van Europese machten aangewezen en moest derhalve concessies doen.

Het ligt voor de hand, zo betoogt onderzoeker Scholz, dat een eeuwenlang gepraktiseerde islamitische discriminatie van Joden diepe sporen achterlaat. Zeker wanneer die geschiedenis van ontrechting en onderwerping nooit echt als zodanig door moslims is onderzocht én onderkend. Die traditie stempelt dan ook tot op vandaag het beeld van de Joden bij moslims en moslima’s, beklemtoont Nina Scholz. Naast de anti-Joodse overlevering in de islam vormt de erfenis van de status van dhimmi voor de Joden de basis voor een zelfstandig islamitisch antisemitisme.

Na deze vaststelling poneert Scholz dan ook de these dat het islamitisch antisemitisme niet terug te voeren valt op het koloniale tijdperk, noch op de overname van een zogenoemd “volks antisemitisme”, ook al waren er nauwe relaties tussen de islamitische wereld en Nazi-Duitsland annex het fascistische Italië. En ook ongeacht het feit dat in de loop van de geschiedenis enige stereotypen en samenzweringstheorieën uit Europa de islamitische vijandschap jegens de Joden aanvulde. Een gifmenger bij uitstek van nazistische en islamitische Jodenhaat was de grootmoefti van Jeruzalem Mohammed Amin al-Husseini, een notoire collaborateur van Adolf Hitler.

Scholz trekt een parallel tussen de historisch overgeleverde Jodenhaat bij christenen en moslims. Dat loopt uit op een kenmerkend verschil: Jodenhaat kan in de islamitische wereld ook vandaag de dag nog op een brede maatschappelijke consensus rekenen, die door staatspropaganda wordt geflankeerd. Politieke en religieuze fracties sluiten qua antisemitisme de rijen.

Onder het kopje “antisemitisme in islamitische organisaties” neemt Scholz achtereenvolgens de Moslimbroederschap, Hamas en Mili Görüș onder de loep.

Ze noemt het typerend dat de Moslimbroederschap in haar ideologie teruggrijpt op de islamitische overlevering qua beoordeling van de Joden. Van meetaf aan was die ideologie doordrongen van antisemitisme. “Joden vormden een centraal vijandbeeld.”

De propaganda van de Moslimbroederschap knoopte alle negatieve historisch en actuele gebeurtenissen en ontwikkelingen vast aan de Joden. Niet verwonderlijk dus ook “de strijd om Palestina”. Scholz noemt dit gevecht vanaf het begin een van de belangrijkste bouwstenen van de mobilisering van de Moslimbroederschap, uiteindelijk medebepalend voor haar opkomst als wereldwijde massabeweging.

Niet bij geval luidt de titel van het in 1950 gepubliceerde geschrift van een van de belangrijkste theoretici van de Moslimbroederschap, Sayyid Qutb (1906-1966), “Onze strijd met de Joden”. “De Joden van nu lijken op hun voorouders ten tijde van Mohammed”, schrijft hij. “Ze tonen vijandschap sinds de staat van Medina werd gesticht. Ze pleegden aanslagen tegen de gemeenschap van de moslims vanaf de eerste dag waarop deze zich vormde.”

Yusuf Al-Qaradawi, de in 2022 in Qatar overleden chef-ideoloog van de Moslimbroederschap, was een zeer populaire televisieprediker bij de zender al Jazeera. Openlijk noemde hij op dit kanaal de Holocaust een straf van Allah voor de Joden. Het was zijns inziens Hitler gelukt hen terecht te wijzen. “Als Allah het wil”, aldus Al-Qaradawi, “zal deze straf de volgende keer door de hand van de gelovigen geschieden.”

De activiteiten van deze notoire Jodenhater strekten zich ook uit tot Europa. Op 28 juli 2007 riep hij de Europese moslims tot actie op: “Ik verwacht dat de islam Europa zal veroveren, zonder naar het zwaard of de strijd te moeten grijpen.”

Al-Qaradawi is de stichter van de European Council for Fatwa and Religion (ECFR) met als hoofdkwartier Dublin (Ierland) en een dependance in Frankfurt am Main (Duitsland). Doel van deze Fatwa Raad is het geven van adviezen aan Europese moslims en de overdracht op hen van islamitische normen.

Commentaar van Nina Scholz: dat het ondanks herhaalde kritiek, ook van de zijde van kritische moslims, mogelijk was zo’n Fatwa Raad in Ierland en Duitsland te vestigen, is representatief voor de naïeve en hulpeloze omgang met extremistische, islamitisch en antisemitisch georiënteerde organisaties en personen in Europa.

“Het is moeilijk voor te stellen dat een Oostenrijkse of Duitse rechts- extremist met een dergelijke antisemitische gezindheid een gremium mag installeren dat Oostenrijkers of Duitsers adviezen zou kunnen verstrekken”, laakt Scholz.

Wat de nauwe samenhang tussen de Palestijnse terreurorganisatie Hamas en Jodenhaat betreft, zie hiervoor ten eerste het Handvest van de “islamitische verzetsbeweging”. Dat druipt van onverholen antisemitisme. Zo waren bijvoorbeeld beide wereldoorlogen in de vorige eeuw het werk van de Joden. Idem de meeste revoluties.

Scholz geeft een voorbeeld van zo’n uitbarsting van Jodenhaat uit de mond van de opzwepende en bejubelde prediker sjeik Muhallah Sallah, eveneens lid van Hamas. Tijdens een vrijdagpreek riep hij uit: “Daarom broeders, laten wij ons herinneren wat Allah met de Joden heeft gedaan. Wat Allah met hen bij Khaybar heeft gedaan. Mijn broeders: Steek toe! Steek de Joden de mythe van de Talmoed in hun koppen. Steek de Joden de mythe van hun tempel in hun harten (…) Wij zullen ze allen neersteken en afslachten!”

De sjeik refereerde aan een succesvolle veldtocht van Mohammed tegen de door Joden bewoonde oase Khaybar in 628. Precies hetzelfde vindt thans plaats, in versterkte mate zelfs na het bloedbad van Hamas van 7 oktober 2023 op Israëlisch grondgebied, tijdens anti-Israëlische demonstraties op Europese pleinen en straten. Daar klinkt: “Khaybar, Khaybar, o jullie Joden, Mohammeds leger komt spoedig terug.” Een directe bedreiging van Joods leven.

Scholz noemt een aantal hedendaagse voorbeelden van imams in Weense moskeeën die openlijk “de strijders van Hamas” aanprijzen als voorbeelden voor alle moslims ter wereld. Via Facebook liet een aan de Moslimbroederschap gelieerde imam weten dat “moord door hun aderen vloeit, dat zijn de Joden.”

En hij vervolgde: “Een afschuwelijk volk, misdadigers, bloedvergieters. Ze verstaan slecht de taal van bloed en moord.” Let wel, februari 2024. Een jaar later vraag je je af: huist deze virulente antisemiet nog altijd in Wenen? Wellicht loont het dat na te vragen bij Nina Scholz.

De Islamitische Gemeenschap Milli Görüş (IGMG) is een van de grootste islamitische organisaties in Europa en heeft haar oorsprong in Turkije. In Duitsland zijn 320 moskeeën bij de IGMG aangesloten, voor Oostenrijk zijn dat er 52.  Onder haar stichter, wijlen Necmettin Erbakan (†2011), ontwikkelde Milli Görüş zich tot een massabeweging. Erbakan staat bekend om zijn antisemitische samenzweringsdenkbeelden. “Wat zijn verering geen afbreuk doet”, voegt Nina daar onmiddellijk aan toe.

De dag van Erbakans overlijden wordt jaarlijks in heel Europa plechtig herdacht. Let wel van de man die alle moslims in de wereld opriep zich op grond van de jihad te verenigen en de strijd tegen “de geheime wereldmacht van de Joden” aan te binden.

Moslimkinderen en moslimjongeren groeien in gezinnen op, waar de Jodenhater Erbakan als een heilige wordt vereerd… In Oostenrijk oefent Milli Görüş niet alleen via moskeeën grote invloed uit, maar evengoed door een volledig eigen schoolsysteem, van kinderopvang tot en met gymnasium. Daarbij kan de beweging volledig rekenen op de steun van de Turkse president Tayyip Erdogan, zelf afkomstig uit Milli Görüş.

Klinken er dan geen (islamitische) tegenstemmen in dit moslimkoor van antisemieten? Zeker! En islamwetenschapper Nina Scholz noemt een aantal ook bij name: prof. Ednan Aslan (Universiteit Wenen), dr. Abdel-Hakim Ourghi (Hogeschool Freiburg) en prof. Erdal Toprakyaran (Universiteit Tübingen). Echter, “zolang de eeuwenlange depreciatie van en de vijandschap tegenover Joden in de islam zelf virulent blijven en zo de attitudes van verdere generaties van moslims in Europa beïnvloeden, gaat daarvan een gevaar voor Joden uit.”

Evenzeer gevaarlijk trouwens, zo onderschrijft Scholz, voor het vreedzaam samenleven in een pluralistische maatschappij. Een ernstige waarschuwing die nog altijd veel breder moet doordringen op alle sociale niveaus in Nederland en elders in de westers georiënteeerde wereld.

Bron: dit is laatste bijdrage in een serie van drie artikelenn over het onderzoek van politiek wetenschapper en islamexpert Nina Scholz onder titel “Islamischer Antisemitismus. Eine beunruhigende Entwicklung”, opgenomen in de bundel “Antisemitismus auf dem Vormarsch – Neue ideologische Dynamiken”, Nomos Verlag, Baden-Baden 2024.

 

 

 

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Herly Wowor
een dag geleden

Prachtig artikel, waardevolle informatie. Jammer dat zo weinig mensen deze kennis hebben, het zou de perceptie en cognitieve dissonantie verbleken. De intrinsieke waarheid en bedoelingen spreekt boekdelen. Zorgelijk. Ik vrees dat de onnozele houding van politici het tij niet kunnen keren.